Bijeenkomst 27-11- 2010

Al-Andalus Bijeenkomsten

 Docent :  M.W.JABRIعبس وتولى
 Les 11 ( 27 november2010)
 Notulist : Sliman Azougagh

Algemene Mededeling(en)
Zaterdag 4 december is er geen les i.v.m. volgeboekte ruimtes. Ook op 18 en 25 december zal de les niet plaats vinden dit i.v.m. “vakantie”. De eerst volgende les zal plaats vinden in het nieuwe jaar incha’Allah. De Imam geeft aan deze les Sourat A’basa af te willen ronden. Hierdoor hebben we geen tijd om in te gaan op Hadith en Fiqh.

Tafsier
We hebben soerah A’basa gelezen van begin tot eind. Hierna heeft de Imam (voor mensen die de vorige les niet aanwezig waren) de eerste 10 aya’s van soerah A’basa kort toegelicht.

Hieronder kort de inhoud van aya 1 t/m 10
De Profeet [vzmh] zat met de elite van Qoraich te praten over de Islam en het geloof, hij was bezig met da’wa. Er kwam een blinde man tot hem om L’ilm vragen maar de Profeet [vzmh] had hier geen tijd voor. Hij was immers met andere belangrijke zaken bezig. Deze blinde man was Abdullah ibn Maktoum. Het woord Ja’aa in de 2de aya wordt alleen gebruikt bij grootse zaken (chadida). Dit zijn ook zaken waar men veel moeite voor moet doen. Het tegenovergestelde hiervan is Ataa dit woord wordt gebruikt bij, normale, minder belangrijke zaken (basita). In aya 10 komt het woord Ta’laha voor. De betekenis hiervan is: Het laten van iets wat belangrijk is (de blinde man die om L’ilm kwam vragen) voor iets anders wat ook belangrijk is (de da’wa met de elite van Qoraich).
Aya 11:
Deze aya is in de eerste plaats gericht aan de Profeet [vzmh]. Maar zeker ook aan ons. Tadkira komt van het woord Tada’kara dit is een herinnering aan iets wat je vergeten bent. Allah [swt]  wil ons eraan helpen herinneren dat hij de schepper is.
Aya 12 t/m 16: Fa men cha’a dakarah…
12) Deze Tadkira vinden we terug in de Koran. Mokarama: helemaal rein. 13) Marfou’a: hoogstaand (figuurlijk). 14) Moutahara: verheven en rein. 15) Safier: de “overbrenger” van Allah(sw) aan Jibril aan de Profeet [vzmh]. 
Aya 17: Koetila l’insanu ma akfarah…Koetila moet hier worden uitgelegd als Loe’ina. Ma akfarah? Hier wordt eigenlijk de volgende vraag gesteld: Wat is de reden dat hij niet gelooft? Er is sprake van Ta3ajoub (verontwaardiging)
Aya 18: Min ayi cha’in galakah? In deze aya wordt ook weer de vraag gesteld: Hoe kom jij als mens op deze wereld? Waaruit heeft Allah (sw) ons geschapen?
Aya 19:Deze aya geeft antwoord op de vraag uit aya 18. De mens is geschapen uit een Notfa (iets kleins en vies) Allah (sw) laat wil ons hiermee laten nadenken over waar we vandaan komen. Van een zaadje tot wat we nu zijn.
Aya 20: Toema sabila yasarah…Sabiel wordt hier uitgelegd als Tarik (weg). Allah heeft het makkelijker gemaakt.Verder is er bij Tarik (weg) ook de mogelijkheid om te kiezen voor de goede of de verkeerde weg.
Aya 21: Toema amatahoe fa’akbarah…Hierna geeft Allah (sw) opdachten aan de engelen zijn ziel te nemen. Akbarah wordt uitgelegd als het volgende: Allah (sw) zorgt ervoor dat hij begraven wordt. Dit is Amr van Allah (sw). De dood is Rahma. Bij deze aya refereert de Imam ook naar het verhaal van Kabiel en Habiel. (zonen van Adam)
Aya 22: Hierna komt de dag van A’nachr. Wanneer Allah (sw) dat wil zullen alle doden weer tot leven komen.
Aya 23: Kala la’ma jakdie ma’amarah…Dit wordt uitgelegd als: Men heeft niet dat gene gedaan wat Allah (sw) van hen gevraagd heeft.
Aya 24 t/m aya 32: In deze aya’s wil Allah (sw) de mensheid in laten zien wat Hij ze allemaal heeft gegeven. In aya 24 zegt Allah (sw) Fal jandour el’insan ila Ta’amih: Hij zegt hier tegen de mensheid “kijk om je heen, naar al dat voedsel” En waar dit allemaal vandaan komt. Wie heeft hiervoor gezorgd? Allah (sw) zorgt voor veel neerslag, daarna laat Hij de aarde splijten zodat de zaadjes uitkomen. Gewassen, platen, dichtbegroeide tuinen, eten voor jullie vee en vele fruitsoorten. Allah (sw) heet alles gegeven wat noodzakelijk is en vele extra’s. Voor jullie en jullie vee.
Aya 33: Fa’ida ja’ati a’sagah......A’sagah wordt hier uitgelegd als de 2e oorverdovende oproep, waarna iedereen weer tot loven komt voor de Dag des Oordeels.
Aya 34 t/m 37: In deze aya’s komt het woord Al-firaar voor. Dit is het weglopen voor: Je broer, je ouders, je vrouw en in de laatste plaats je kinderen. Op deze dag is het ieder voor zich. Allen je eigen goede daden kunnen je helpen op deze dag.
Aya 38 t/m einde: In deze laatste 4 aya’s laat Allah (sw) het verschil zien tussen de mensen die het paradijs zullen betreden en de mensen die naar de hel zullen gaan. Op de Dag des Oordeels zullen sommige gezichten stralen anderen zullen bedekt zijn met stof en duisternis.