Docent : M.W. Jabri
Seizoen : 2010/2011
Les : 12
Datum : 17-12-2011
Notulist : M. AhdiTafsier
Het betreft de interpretatie van het laatste deel van surat Al-Mudathir.
De eerste 30 verzen van deze surat zijn kort en bondig geformuleerd.
Vers 31 is daarentegen heel lang. In deze vers wordt een voorbeeld gesteld van het aantal werkers van de hel/het vuur (‘ghazaaien djahannam’). In deze vers wordt djahannam, ‘sakar’ genoemd (zie aantekening van de vorige les voor de verschillende benamingen en gradaties van de hel en het paradijs in de Quran).Hierover zegt Allah (swt) dat het noemen van dit aantal slechts een ’fitna’ (test) voor de ongelovigen is.
Vers 32: Het woordje ‘kallaa’ geeft aan dat er wordt gezworen door Allah (swt). In dezelfe vers wordt bij het beschrijven van de overgang van nacht (‘allail’) naar ochtend (‘assobh’) het woordje ‘ied’ ipv ‘idaa’ gebruikt. Dit geeft aan dat dit moment van overgang heel kort is. Betekenis van de woorden ‘Asfar’ = verschijnen, ‘adbar’ = verdwijnen. Het woordje ‘innahaa’, slaat terug op ‘sakar’. In dit deel van de vers volgt het antwoord op het zweren door Allah (swt), dus de ‘djawaab alkasam’. ‘Innahaa laiehda alkoubar’ slaat terug op de gradaties van de hel (zie vorige les). Sakar is heel erg, wie erin gaat komt er niet meer uit.
Intermezzo: Allah (swt) is de schepper van alle zaken (zowel goede als slechte), ‘ Allahoe ghalik koelli chaai’. Dus bijv. het gebed, het vasten, liefde, haat, alcohol, geld, etc. Aan de mens de keus. De verantwoordelijkheid voor deze keuze wordt in de quran ‘alamaanat genoemd’. Er wordt verwezen naar surat Al-Anfaal: ‘wa3ahidnaa min Adam, fanasia…’
Vers 38: ‘koeloe nafsien bimaa kasabat rahienat’. Biemaa kasabat verwijst naar de daden (‘ala3amal’) op aarde. Rahienat komt van ‘Arrahn’ = borg.
Intermezzo: Om dit te verduidelijken werd een voorbeeld gegeven van het verhuren van een huis voor de hoofdprijs en als voorwaarde een onevenredige hoge borg vragen (meestal door iemand die in de schulden (de verhuurder van het huis) zit en snel een grote slag wil slaan. Dit is niet toegestaan in de Islam.
Vers 39-46: ‘Ashaab aljamien’, dit zijn diegene die hun boek met de rechter hand hebben ontvangen, zoals genoemd in de surats Alwaaki3at en Alhaakat. ‘maa slakakoum’ komt van ‘maslak’ wat de gevolgde weg of de aanleiding betekent. Deze aanleidingen zijn de volgende 4:
- Het niet behoren tot de groep van degene die het gebed verrichten (‘almoesallien’). Het belang van het gebed wordt in de quran o.a. besproken in de laatste verzen van surat Alhadj.
- En ook niet tot degene die arme mensen voeden, dus het geven van ‘zakaat’ (= aalmoes of aalmoezenbelasting) en ‘sadakaat’ (=liefdadigheid).
Het wel behoren tot de mensen die “slecht” spreken, dus bijvoorbeeld roddelen, liegen, onkuise woorden gebruiken. Dit alles heeft Allah (swt) ‘Algaoud ma3a lghaaiedien’ genoemd.Het ontkennen van het bestaan van de dag des oordeels ‘attakdieb bijaoumi dien’.
Intermezzo: de ongelovige( ‘kafir’) vs de hypocriet (‘munafik’). De kafir handelt met punt 1 t/m 3 logisch, hij ontkent immers het bestaan va de dag des oordeels. De munafik daarentegen handelt niet logisch: hij erkent het bestaan van de dag des oordeels, maar laat het uitvoeren van punt 1 en 2 na, en praktiseert wel punt 3.
Vers 47: ‘7atta atana alyaqeen’. Het woordje ‘7atta’ geeft aan dat de dood (‘alyaqeen=almawt’) heel onverwacht komt. Plotseling!
Vers 48: ‘shafaa3at’ = bemiddeling of voorspraak.
Intermezzo: Wie kunnen er bemiddelen?
1) ‘ala3maal’ dus: de koran, het gebed, het vasten, het goed omgaan/zorgen voor ouders (‘bir alwalidayn’.
2) ‘ashahied’ (de martelaar): bemiddelt voor 70 van zijn familieleden.
3) de vrouw met 2 of meer overleden kinderen.
Vers 49: ‘fama lahoem’. hier is de dialoog gericht op ‘koraich’. Allah (swt) vergelijkt ze met ‘7omor mostanfarat’ = opgeschrikte zebra’s/ezels, die ‘farrat min kaswarat’ = vluchten voor een leeuw.
Vers 52: ‘koelloe minhoem’ verwijst naar Aboe Jahl en Oemmaya bnoe Ghlaf. Deze en andere leden van ‘Koraich’ wilden een rechtstreeks bericht/brief (‘sohofan moenacharat’) van Allah (swt) ontvangen. En dit is natuurlijk een teken van hoogmoed (‘attakabor’).
Vers 54-56: ‘Innaha tadkirat’, het betreft een herinnering. Dus men was het vergeten (denk aan intermezzo over 3ahd Adam). Dus (‘faman chaa’a dakarah’) voor wie wil een nieuwe herinnering. En men zal het zich alleen herinneren (‘illa an yachaa’a Allah’) met de wil van Allah (swt).
Intermezzo: De profeet (vzmh) vroeg Allah (swt) dagelijks 70 maal om zijn genade/vergeving (‘ kana yastaghfir Allah’. Een van zijn doe3aa: “ya moekallib alkoeloeb, thabith koeloebana 3alaa dieniek”.